Selecteer de taal

 

De zwarte bij

onze inheemse honingbij

 

Apis mellifera mellifera

  Apis mellifera mellifera

 

     

Geschiedenis van de zwarte bij


De westerse honingbij Apis mellifera startte 6 miljoen jaar geleden vanuit Azië de kolonisatie van het Midden-Oosten, Afrika en Europa. Dat gebeurde in verschillende groepen. Elke groep volgde daarbij een unieke route en ging zich volgens de wet der natuurlijke selectie differentiëren in nieuwe ondersoorten. De groep westerse honingbijen die Europa volgens de noordelijke route koloniseerde draagt vandaag de naam “Groep M”, de groep ondersoorten die Europa langs de zuidelijke kusten van de Middellandse Zee koloniseerde draagt de naam “Groep C”.

    

kolonisatie


  

     Kolonisatie vanuit Azië (© Mellifica)
     

territoria


 Verspreiding en habitat honingbij

     Met de komst van de laatste ijstijd, trok groep M zuidwaarts, op de vlucht voor de uit het noorden oprukkende koude. Een deel van groep M zocht haar heil in Zuid-Frankrijk, een ander deel trok nog wat verder zuidwaarts richting het Iberisch schiereiland (wat mogelijk was doordat de zeespiegel lager stond). De groep in Zuid-Frankrijk evolueerde tot de ondersoort Apis mellifera mellifera oftewel zwarte bij, de groep op het Iberisch schiereiland evolueerde tot de ondersoort Apis mellifera iberica oftewel Iberische bij. Met het einde van de laatste ijstijd warmde het klimaat in Noord-Europa langzaamaan weer op met heroplevende vegetatie tot gevolg en werd dus ook weer aantrekkelijk voor bestuivers zoals honingbijen. Echter, alleen de zwarte bij kon die kans grijpen, want andere ondersoorten zaten stuk voor stuk gevangen achter natuurlijke barrières (vaak bergketens: Pyreneeën, Alpen, Apennijnen, etc.). De zwarte bij breidde haar territorium uit tot een gebied dat zich uitstrekte van Zuid-Frankrijk tot Scandinavië en van de Britse eilanden tot de westzijde van het Oeralgebergte.

 

 

Teruggang van de zwarte bij

 

De hogere honingproductie van andere ondersoorten bracht imkers hier bij ons aan het experimenteren. Zo kwamen Noord-Europese imkers op het idee om geselecteerde ligustica- en carnicabijen te importeren om deze te kruisen met hun inheemse zwarte bijen opdat hun nieuwe bijen van beide ouders de beste eigenschappen zouden erven. Deze import startte in de tweede helft van de 19de eeuw, groeide sterk in het interbellum en kende haar hoogtepunt na WOII.

 


Apis mellifera carnica


Apis mellifera carnica

 

Apis mellifera ligustica


Apis mellifera ligustica

 

                                                                                

De ligustica (een ondersoort uit groep C) had de naam van veel honing te verzamelen en werd daarom aan het eind van de 19de eeuw vanuit Italië geïmporteerd. Aanvankelijk door de Fransen, maar langzaam rukte deze bij ook op naar België en Nederland. Het kruisen van de ligustica met de inheemse mellifera resulteerde echter in een steek- en zwermlustige hybride.

 

Tegelijkertijd speelde zich oostelijk van ons een ander verhaal af. In onze contreien werd het vermeerderen en selecteren van bijenvolken eerder aan de natuur overgelaten in de zin van bijenvolken laten zwermen en deze zwermen na het vangen weer op een bijenkorf zetten. In onder meer Duitsland en Oostenrijk ging men meer gestructureerd te werk. De Oostenrijker Hans Peschetz selecteerde vertrekkend van een in 1926 gevangen zwerm, afkomstig uit Boven-Karinthië (carnica [eveneens een ondersoort uit groep C]), de stam K - Peschetz 332. In de jaren 30’ won het Nazisme in Duitsland de politieke strijd met aan het hoofd een alom bekende Oostenrijker die zeer gesteld was op raszuiverheid. Deze man riep de carnica, afkomstig uit (het zuiden van) zijn geboorteland en inmiddels sterk geselecteerd, uit tot “die Reichsbiene”. De stam 332 werd door “Reichskörmeister” Dr. Goetze beschreven, erkend en benoemd. Imkers en vooral kweek- en onderzoekstations in Nazi-Duitsland werden “gemotiveerd” om de zwarte bij in te ruilen voor de carnica.

 

Zij die ervoor kozen om toch te blijven imkeren met hun streekeigen zwarte bij waren de pineut: hun koninginnen werden jaar na jaar meer en meer bevrucht door ligustica- en/of carnicadarren wat zoals de eerdere hybriden zeer onplezierige honingbijen opleverde. De zwarte bij kreeg zo het label van “agressief en zwermlustig”, onterecht uiteraard daar die kenmerken handelden over de hybriden. Deze imkers gaven uiteindelijk hun (gehybridiseerde) zwarte bij op en gingen over op de makkelijkste oplossing voor het probleem: net als de rest gingen ze bodemvreemd teeltmateriaal importeren, deze import steeg exponentieel tijdens het interbellum en bereikte zijn eindpunt na de Tweede Wereldoorlog. Vooral de carnica werd na 1945 geïmporteerd daar zij enerzijds al sterk geselecteerd was en anderzijds overal in Duitsland te verkrijgen was, bovendien was het ondertussen gebleken dat de ligustica vaak problemen had met het overwinteren in ons noordelijke klimaat. Deze massa-importen deden de resterende populaties zwarte bijen een voor een verdwijnen.

  

Ons natuurlijke landschap

De zwarte bij en haar wilde neven waren grotendeels verantwoordelijk voor de creatie van ons natuurlijke landschap, door wilde bloemen te selecteren die hen van nectar en stuifmeel voorzagen. In ruil daarvoor beloonden ze hen met de allerbelangrijkste bestuivingsdiensten. Daarom kan worden gezegd dat zij en de andere bestuivers grotendeels verantwoordelijk zijn voor de wilde bloemen die je vandaag om je heen ziet.

  

De zwarte bij in Nederland anno 2015

 

Vandaag de dag is in Nederland één populatie zwarte bijen bekend op Texel die via een officiële verordening vrij gehouden wordt van invloeden van andere bijenrassen. Het is namelijk niet toegestaan om bijen van het vasteland naar Texel te brengen. Aan de hand van morfologische kenmerken en DNA onderzoek is vastgesteld dat de inheemse bijenpopulatie op Texel vrij zuivere Apis mellifera mellifera betreft en nauwelijks is ingekruist met ligustica of carnica. Mede door inzet van de Twentsche Imkersclub ’t Landras is de zwarte bij behouden gebleven voor Nederland.

 

Onderzoek heeft uitgewezen dat de bijenvolken op Texel, zonder dat de varroamijt intensief wordt bestreden, opvallend weinig wintersterfte laten zien. Dit heeft de interesse gewekt van Stichting de Duurzame Bij waar al sinds een aantal jaren honingbijen geselecteerd worden op varroa-tolerante eigenschappen.



     

De toekomst ?


Dagelijks sterven er talloze planten- en diersoorten uit, vaak ten gevolge van het ondoordacht handelen van de mens. In het merendeel van de gevallen is het zeer moeilijk om de achteruitgang van een soort - en zo zijn uitsterven - te stoppen. De inspanningen van de gewone mens zijn in een dergelijk geval helaas slechts een druppel op een hete plaat. Heel soms echter, kan de gewone mens wél echt een grote rol van betekenis spelen zoals bij de redding van de zwarte bij: als iemand een imker plaats voor bijenkasten in zijn tuin wil aanbieden, kan hij bewust kiezen voor een imker met zwarte bijen om onze autochtone honingbij nog een kans te bieden. Zo ook landbouwers die afhankelijk zijn van bestuiving door honingbijen zouden bewust voor zwarte bijen kunnen kiezen.

  

zwarte bij heide


De zwarte bij zal u dankbaar zijn..

 

 

 

 

 

© Jean - Louis

 

                                                                             Le Moigne